De Witte van Ernest Claes is uit 1920. Ik las het boek in 1976, toen ik nog net op de lagere school zat, en was met name onder de indruk van de eerste bladzijden, waarin het jongetje (De Witte) wakker wordt. Na 1976 heb ik het boek nooit meer gelezen, of ingezien. Dankzij DBNL kan ik daar al jaren verandering in brengen, iets wat ik vanavond voor het eerst deed.
De eerste alinea is nog steeds indrukwekkend:
De Witte werd wakker en deed onmiddellijk zijn oogen wijd open. Zijn eerste gewaarwording was: verbazing, zoo vlak voor zijn oogen de slaapkamer te zien, het bed van Heinke daar in den hoek, de oude broeken aan den kapstok tegen den muur, heel den doodgewonen rommel van de kelderkamer met haar niezigen, onfrisschen zweetreuk van iederen morgen. Hij droomde juist dat hij te paard zat en vierklauwens over den steenweg vloog, daarna was ’t iets van een nieuwe broek, – toen hij wakker werd en de alledaagschheid van de dingen in de kamer zoo brutaal op hem neersloeg. Hij deed zijn oogen weer toe, of ’t nog terugkomen zou.. neê, de vervelende weekdag die weer begon, de school, de meester, verdrongen in zijn kop alle ander denken.
Het is muziek, stemming, maar het is ook proza uit een wereld die ik niet ken en die al voor mijn geboorte verdwenen was. Met een zeer pre-existentialistische inslag: ‘de alledaagschheid’ slaat neer op de jongen, ‘brutaal’ nog wel. Het is prachtig en het is onontkoombaar: het lijkt wel of je leest over Hanno Buddenbrook die blijkbaar in een Vlaamse kelder is terechtgekomen. Claes kon in elk geval schrijven.
Ik begrijp waarom mijn opa het boek zo waardeerde: het ging over de tijd waarin hij jong was, hij kénde die wereld – en het was allemaal nog sprankelend opgeschreven ook. Ik begrijp niet meer waarom ík het boek waardeerde. Misschien wílde ik het wel goed vinden, om mijn opa een plezier te doen?
Of Claes’ boek echt de tand van mijn leestijd heeft doorstaan? Ik weet het niet. De Bladzijde 100 Proef (lees de eerste zinnen die bovenaan pagina 100 staan) levert op:
Hoe het onder de jongens gekomen was wist niemand, maar ze meenden allemaal dat die pater een bisschop was. En dat draaide voor de Witte maar leelijk uit. Want in den namiddag van dienzelfden catechismusdag moesten de kinderen ‘die hun eerste communie nog niet gedaan hadden’ te biechten komen.
Aardig. Maar nog niet wereldschokkend. Wat te doen: lezen, of niet lezen? Het kan, ik zou het kunnen doen. De tekst staat al jaren op me te wachten, en zal dat nog jaren blijven doen… Niet herlezen is ook een kunst.