Ik dacht dat het niet bestond, reader’s block. Dat ik de woordcombinatie zelf had bedacht. Maar de kwaal is benoemd en staat zelfs in de Urban Dictionary. ‘To those who love to read, this is worse than heart disease and cancer combined.’ Dat is misschien een beetje kras. Toch voel ik me behoorlijk ontheemd nu ik er zelf aan lijd. David Markson schreef een roman met als titel Reader’s block. Dat boek heb ik natuurlijk niet bij de hand. Als ik het bij de hand had, zou ik het nu niet kunnen lezen, trouwens. Doorgaan met het lezen van “Reader’s block en Patricia Paay”
Tag: Lezen
Lezen (96): Het belangrijkste boek
Iedereen die wel eens een boek leest kent het genoegen van het lezen, de stille triomf als je weer eens een bijzonder boek hebt ontdekt, het een-eekhoorn-sleept-een-eikel-naar-zijn-geheime-bergplaats-gevoel dat je kan overvallen als je, eindelijk, waar wás die auteur al die jaren, een mooie roman van [iemand] hebt gekocht en mee naar huis neemt, gauw, je kunt bijna niet wachten om te lezen. Doorgaan met het lezen van “Lezen (96): Het belangrijkste boek”
Lezen (77)
Ik herlees De Autonauten van de Kosmosnelweg. Tenminste, ik weet dat ik het boek herlees, maar ik kan me niet meer herinneren wat er gebeurde toen ik het voor de eerste keer las. (Een heldere beginzin, dat is het halve werk.) Wat ik nu wel, en toen niet, helemaal vanaf het begin besef: dat een van de twee schrijvers bijna zal sterven. Bij mijn eerste lezing ‘wist’ ik dat ook, maar het drong minder goed tot me door. Ik was toen nog niet gevoelig voor dat soort tragiek. Nu zie ik dat juist die aanstaande dood het fundament is van het hele boek, dat het naderende einde moet bezweren (door de tijd, tijdelijk, stil te zetten).
Het boek legt de reis vast die Cortázar en Dunlop maken langs de vijfenzestig parkeerplaatsen tussen Parijs en Marseille. Ze zien dingen, kopen nu en dan wat, logeren in motels en ontvangen bezoek. In tijd (iets langer dan een maand) en ruimte (de overzichtelijke afstand tussen de hoofdstad en het roversnest in het zuiden) gebeurt er niet zo veel, maar omdat de schrijvers het verhaal binnen dit stramien alle kanten op laten schieten, krijg je het gevoel dat je ALLES meemaakt, tijdens het lezen, – dat je via de verbeelding de ruimte van het boek in wordt gekatapulteerd. Doorgaan met het lezen van “Lezen (77)”
Lezen (76)
Mijn opa had een fraai douche-ritueel, dat hij wekelijks opvoerde. Hij ging, daartoe gedwongen door oma, naar de douchekamer. Daaruit drongen vervolgens gestommel en gesmoorde vloeken naar buiten. Na een kwartier of zo ging de kraan aan, en draaide hij de sproeier open. Ik telde vervolgens tot 20, waarna sproeier en kraan uit werden gedraaid. Mijn opa was weer voor een week helemaal schoon en fris.
Toch rook hij niet vies, mijn opa. Integendeel, hij rook lekker, naar een mengeling van tabak (Hofnar bolknakken, een stuk of 15 per dag) en allerlei lichaamseigen talgachtige dampen. In de middag dronk hij een borrel, en de lucht van jenever gaf daar een fraai accent aan. Doorgaan met het lezen van “Lezen (76)”
Lezen (75)
Op de vraag van een leraar naar mijn favoriet boek, heb ik wel eens Help! de dokter verzuipt geantwoord. Of Ik, Jan Cremer. Of Een roos van vlees, omdat dat boek een astmapatiënt als hoofdpersoon heeft. Ik heb het hier over mijn middelbare schooltijd, wees gerust. Alle drie de titels heb ik nooit herlezen, wat ook geldt voor Dood in Bourgondië en Een rabbijn in de tropen en Een ladder op de aarde.
De boeken die we ooit waardeerden. Het is, terugdenkend, onmogelijk om (met de kennis van nu) te begrijpen wat je er (met de kennis van toen) precies áán vond. Dat zalvende schelmenproza waar je de zalvendheid nog niet van vatte, dat schelmenproza waar je de branie niet in zag, dat bikkelharde proza dat eigenlijk alleen bestond uit korte, hakkelige zinnetjes, dat stoere gedoe uit de jaren zeventig, dat psychisch-aangestuurde toontje, die historische preciesheid: ooit was je ervan onder de indruk. Doorgaan met het lezen van “Lezen (75)”
Lezen (74)
Het had geen zin om te wachten tot ik thuis was. Die vijfhonderd meter kon ik zeker niet overbruggen zonder decorumverlies.
Lezen (73)
Dichters liegen niet alleen de waarheid, ze zijn ook in staat om de waarheid, voor zover zij bestaat, bondiger te formuleren. Dat wil niet zeggen dat dit altijd tot gevolg heeft dat de lezer er met een tevreden gevoel bij zit. Neem dit gedicht, met de toepasselijke titel ‘Werkelijkheid’. Het is van Charles Ducal:
Toen de lucht op was verdwenen de dingen.
De meubels stonden gedacht, louter schimmen
van ambacht en hout. Ik hield een pen in de hand,
maar kon mij het doel niet herinneren.
Er scheen licht, maar dat lag aan de lamp.
Of omgekeerd. Alle verklaring was opgebrand.
De boekenkast vol, maar zonder gewicht.
Zodra ik er mij op beriep, vielen de letters
als zand van de bladen. De spiegel keek wit
van schrik naar de kamer, die barstte,
scherven van een onleesbaar gedicht.
Zo geschiedde in alle kamers waarin ik
was opgesloten, in theorie. Elke deur
vastgezogen door niets, het luchtledige.
Alsof niet achter de deur de materie
met duizend handen de werkelijkheid schiep. Doorgaan met het lezen van “Lezen (73)”
Lezen (72)
Als ik vroeger droevig was, las ik een oud jeugdboek. Het ging over een arm echtpaar, dat een slechtlopend pension dreef. Totdat… er een man een kamer kwam huren voor langere tijd, een man die geheimzinnige zaken uitspookte op die kamer. De man was geen boef, integendeel, hij was een held. Een pionier in het vliegwezen. Het lezen van dat (een beetje kitscherige) boek, dat zag ik zelfs toen al, nam mijn droefheid weg. Ik raakte al lezend genezen.
Als ik me grieperig voelde, las ik een boek over een huisarts die zich vestigde op het platteland, waar hij de eerste jaren onder erbarmelijke omstandigheden, gewantrouwd door de lokale bevolking, moest ploeteren. Uiteindelijk won hij het vertrouwen van de plattelanders en verwierf hij geluk, een beetje aanzien en een nieuw leven. Ik raakte al lezend minder grieperig, dat wil zeggen: ik voelde de koorts niet meer zo hevig door mijn lichaam trekken. Doorgaan met het lezen van “Lezen (72)”
Lezen (71)
MIjn opa rookte pijp. Dit heeft me voor de rest van mijn leven besmet met het idee dat mensen die pijp roken aardig zijn. Schrijvers die pijp roken bevestigen dat idee niet per se. Was Mulisch aardig? Of Simenon? Ik denk het niet, en toch zie ik Simenon altijd wel graag, op foto’s en in filmpjes, eeuwig met die pijp in de weer.
De reden waarom ik een auteur wel of niet mag, en dat is inderdaad vaak een persoonlijke kwestie, blijft meestal onberedeneerd, is afhankelijk van dezelfde processen die ook een rol spelen bij het al dan niet mogen van niet-schrijvende medemensen. Alle uitleg, elke literatuurbeschouwing, is een voetnoot bij het onberedeneerde.
lezen (70)
Onderstaand gedicht is van Dries Janssen, een schrijver en dichter uit Belgisch-Limburg. Blijkbaar was hij het dialect van zijn jeugdjaren, in Eisden, niet verleerd.
Ik vind het gedicht mooi. Dat ligt aan een paar dingen. Aan de taal natuurlijk, die me heel dicht terugbrengt naar mijn jeugdjaren, waarin ik dialect sprak, een dialect dat niet veel verschilt van wat ik hieronder lees. Niet verwonderlijk: Eisden en Leveroy liggen niet zo heel ver van elkaar. Dat is echter emotie, en het zegt op zich niets over het gedicht zélf. Doorgaan met het lezen van “lezen (70)”