Fragment uit Herinneringen van een engelbewaarder

Wie de naam W.F. Hermans noemde, vroeger, toen die naam nog wel eens werd genoemd in een gesprek tussen lezers, kreeg binnen de kortste keren een citaat van de meester om de oren over de klassieke roman: ‘(…) waarin bij wijze van spreken geen mus van het dak valt, zonder dat het een gevolg heeft en waarin dit alleen geen gevolg mag hebben, wanneer het de bedoeling van de auteur geweest is, te betogen dàt het in zijn wereld geen gevolg heeft als er mussen van daken vallen. Maar alleen dan.’ Dit citaat heeft veel kwaad gesticht in de Nederlandstalige literatuur, waarin soms te weinig mussen van het dak vallen, zonder dat het een gevolg heeft. (Hele inmiddels helaas ook ‘klassieke’ oeuvres zijn aan dit misverstand ontsproten.)

W.F. Hermans is, onder meer vanwege dit citaat, altijd gezien als een ‘klassieke auteur’, iemand die buitensporig veel aandacht besteedde aan de compositie van zijn boeken en de stijl waarin ze zijn geschreven. Wie Hermans goed leest, ziet dat dit onzin is. Hermans is veel ‘exprerimenteler’ en ‘expressionistischer’ dan zijn imago wil. Hij ijlt soms, zoals Tonnus Oosterhoff uiteenzette in De Revisor. Oosterhoffs beschouwing gaat over De donkere kamer van Damokles, maar wat hij schrijft gaat net zo goed op voor Herinneringen van een engelbewaarder, waaruit ik hieronder een fragment laat volgen: ‘Precies dit razende schrijven maakt De donkere kamer van Damokles zo’n buitengewoon boek in de Nederlandse, misschien de wereldliteratuur. Welke schrijver vóór de grote Willem Frederik durfde iets zo ongeslepens, iets zo ruws en kantigs aan de drukpers toe te vertrouwen? Het verhaal ontstáát voor de ogen van de lezer. Hij zit met zijn neus op het schrijven zelf!’  Doorgaan met het lezen van “Fragment uit Herinneringen van een engelbewaarder

In de metro (15)

Soms zit de vrouw die op Gloria Wekker lijkt in de metro. Ze is niet donker en niet licht. Haar huid is half-zwart met witte vegen. Ze heeft een afrokapsel. Als ik op de enkele plek helemaal achterin de coupé ga zitten, kijkt ze verontwaardigd. Ze heeft ze het onverwoestbare idee dat dit haar plek is. Meestal lukt het me om haar net voor te zijn. Haar gezicht blijft tot Jinonice op oorlog staan. Daarna negeert ze me, mokkend, die andere stoel zit toch minder. Ze moet er altijd uit op Můstek. Doorgaan met het lezen van “In de metro (15)”

Fragment uit Trauer und Melancholie

Joan Didion citeert in The year of magical thinking uit Trauer und Melancholie, een van de Kleine Schriften van Sigmund Freud. Ik wilde zelf iets gaan schrijven maar vond dat ik die tekst van de oude Sigi eerst zelf moest doornemen. Dat heb ik gedaan. Hij staat, onder meer, op Gutenberg. Het is een mooi ding. Sommige mensen houden niet van Freud. Ik wel. Misschien moet je het niet als wetenschap lezen. Het is eerder literatuur of uitleg dan wetenschap, misschien. Toch kan ik er, bijvoorbeeld na onderstaand fragment, weer even tegen. Alles wat hij erin zegt vind ik zo… waarDoorgaan met het lezen van “Fragment uit Trauer und Melancholie

Fragment uit The year of magical thinking

Op 30 december 2003 overleed de schrijver John Gregory Dunne. Zijn weduwe, schrijfster Joan Didion, werkte tussen 4 oktober en 31 december 2004 aan een verslag over het eerste jaar dat ze alleen doorbracht: The year of magical thinking. Het is een boek over rouw, over het huwelijk, over samen zijn en over (samen) schrijven.

Terwijl Didion schrijft over haar gestorven echtgenoot (en in haar magische gedachtenwereld denkt dat ze hem door allerlei dingen te doen en te denken terug kan laten komen), ligt hun dochter Quintana in het ziekenhuis. Ze is zeer ernstig ziek en overlijdt in augustus 2005, kort voor de publicatie van het boek. In The year of magical thinking lezen we niets over de dood van deze Quinrana. Daarover ‘gaat’ Blue nights. ‘When sorrows come, they come not single spies/ But in battalions.’

Ik herinner me dat M. me tijdens een van mijn logeerpartijen, een jaar of zo geleden, vroeg of ik Didion kende. Ik zei toen naar waarheid van niet. Ik kende haar naam, maar niet haar werk. Ik dacht dat ze altijd een naam zou blijven. Tot een bericht op BrainPickings me afgelopen zondag opviel en ik via YouTube een paar interviews met haar zag. Ik wilde iets van haar lezen en kocht een ebookversie van The year. Na een bladzijde of dertig was ik verkocht. Ik zal het werk van Didion ook leren kennen.  Doorgaan met het lezen van “Fragment uit The year of magical thinking

Foto’s kijken op de telefoon

Ik keek foto’s op mijn telefoon. Het was net na middernacht. Je kunt dat dan beter niet doen. Er was er één bij die ik niet kon plaatsen. Hij is genomen in Utrecht, bij het conservatorium. Je ziet de hoek van het gebouw, als je linksaf slaat ga je via de Mariaplaats en de Marga Klompébrug naar het station. Er staan drie mensen op, fietsen, je ziet een stukje van Stairway to heaven en je ziet vooral veel straat. Die straat lag voor me toen ik de foto nam. Doorgaan met het lezen van “Foto’s kijken op de telefoon”

In de metro (14)

In de metro denk ik aan Pierre Plum. Hij is iemand die ik ooit kende, op Facebook. Een man die zo veel weke cultuur uitwasemt dat je je eigenlijk niet kunt voorstellen dat hij vast voedsel tot zich neemt. Tegenover me zit een kale man met een ouderwetse bril. Hij draagt een grijs overhemd en een broek die, voor de zestigste wasbeurt, zandkleurig is geweest. Alles aan de man is kleur-diffuus. Hij mummelt een beetje, zonder iets te zeggen. Hij leest Hermann Broch in het Tsjechisch. Náměsíčníci, Die Schlafwandler. Zo kleurloos en toch verdiept in het mooiste wat de literatuur te bieden heeft, moet Pierre zijn. Broch lezen maar die dan vervolgens in een posting helemaal vermalen, tot een soort brij kauwen en dan langzaam, verlekkerd, doorslikken. Doorgaan met het lezen van “In de metro (14)”

Fragment uit Een glas woede

De Braziliaanse schrijver Raduan Nassar (1935) publiceerde in de jaren zeventig een roman, Bijbelse landbouw, en een novelle, Een glas woede. Beide boeken werden juichend ontvangen. Er was een nieuwe grote schrijver geboren van wie nog veel te verwachten was, zo leek het, maar Nassar trok zich terug uit het literaire bedrijf. De twee titels zijn inmiddels klassiekers en werden over de hele wereld vertaald. Nassar kreeg er in 2016 de hoogste Portugeestalige onderscheiding voor, de Prémio Camões. Een glas woede werd, veertig jaar na verschijnen, genomineerd voor de Man Booker International Prize.

Dat is wat de website van Prometheus over de schrijver meldt, en meer weet ik niet van hem. Ik las Een glas woede, een novelle over een man en een vrouw die een nacht en een ochtend met elkaar doorbrengen. Nassar beschrijft het samenzijn in lange, ademloze zinnen, die op het papier lijken te zijn gesmeten. Na het samenzijn drinkt de hoofdpersoon van het boek, zou je kunnen zeggen, een glas woede. En hij drinkt dat tot de bodem leeg. Hieronder een fragment. Een glas woede is een cultboek; of het dat in mijn persoonlijke canon wordt, weet ik nog niet. Eerst ga ik Bijbelse landbouw ook eens lezen. Het sympathieke van Nassar is, dat deze twee boeken meteen de hoofdmoot van zijn oeuvre vormen: er verscheen alleen nog een verhalenbundel. Nassar was na de publicatie van zijn eerste twee boeken de interesse voor het literaire bedrijf kwijt geraakt. Beide boeken zijn, overigens, vertaald door Harrie Lemmens. Doorgaan met het lezen van “Fragment uit Een glas woede

Imploderende eenzaamheid (Marin Marais)

Gisteren was ik in het kasteel in Příchovice. Op uitnodiging, uiteraard, want ik had voor gisteren geen idee waar het dorp ligt. Nu nog niet eigenlijk. Er wonen in het dorp net geen driehonderd mensen. Het kasteel is eigendom van een vriend van een vriendin en die vriendin was uitgenodigd voor een concert in de muziekzaal van het kasteel. Er werd werk gespeeld van Marin Marais en Antoine Forqueray, op authentieke instrumenten. Marin Marais’ muziek ken ik via Tous les matins du monde. Ik ben nog steeds een liefhebber van de vaak wat melancholische korte stukken die als dans bedoeld waren (maar wel een dans voor adel die bijna ten onder zou gaan). Forqueray is echt minder vind ik. Zijn muziek verhoudt zich tot die van Marais als Status Quo tot Deep Purple. Doorgaan met het lezen van “Imploderende eenzaamheid (Marin Marais)”

Fragment uit Het wikkelhart

Bertram Koeleman is een interessante schrijver. Ik ben na het schrijven van deze zin niet door een bliksemstraal getroffen, dus hij was minder erg dan ik dacht. Onlangs las ik Het wikkelhart, zijn meest recente roman. Het is moeilijk te zeggen waarom de ene schrijver je wel weet mee te slepen en de andere niet, maar Koeleman sleepte me van begin tot einde mee (weer geen bliksemstraal). Waar de roman over gaat? Moeilijk te zeggen, al is het verhaal op zich niet heel ingewikkeld. Er zit iets met jeugdvriendschappen in, iets met geheimen, iets met schrijvers en hun drijfveer om te schrijven: het is een verhaal dat nog gebruik maakt van onmodische artikelen als ‘schijn’ en ‘wezen’ en het is op een even onmodische wijze mooi en dwingend geschreven zonder ouderwets aan te doen. Integendeel. Bovendien roept het geheimen op die niet worden prijsgegeven. Hoewel, het einde is misschien net even over de rand. Toch ga ik het boek ooit herlezen. Voor de stijl en het verhaal. Hoe mijn eerste lezing verliep, beschrijft Koeleman hieronder zelf. Doorgaan met het lezen van “Fragment uit Het wikkelhart

In de metro (13; denken aan Remco Campert)

In de metro zit iemand die gisteren heel veel knoflook heeft gegeten. Het is echt niet te harden, de lucht van bedorven maagsappen golft af en aan, ongeveer zoals verontwaardigde meningen af en aan golven in een talkshow. Per halte word ik gemiddeld drie keer overspoeld met die walm, een combinatie van wat er uit een open riool opstijgt en de geur van bedorven vlees. Mijn zeer oude buurvrouw is het niet, ik heb haar tussen Anděl en Smíchov stiekem besnuffeld. Ze ruikt lekker, die oude vrouw, naar nog degelijk geluchte kleding en iets als Kölnisch Wasser, iemand die als oma heel goed kan functioneren en haar kleinkinderen iets geeft om met weemoed aan terug te denken. Als ze kleinkinderen heeft, natuurlijk, voor hetzelfde geld is het een eenzame vrouw die zich met een zinloze hardnekkigheid (je weet het maar nooit) heel goed blijft verzorgen. Doorgaan met het lezen van “In de metro (13; denken aan Remco Campert)”