—
Er zijn levens over. Ik ben tot eindeloos
herhalen van het eind bereid, maar in je lijf.
Je vlees en ik, wij gaan per dag het liefst een keer
of duizend dood, komen tot leven en vergaan.
Vergaan en komen overeind. Je slaat een laken
om je lendenen en loopt van bed naar keuken
en terug. In je rechterhand de fles, je linkerhand
gebald tot vuist. Ik hoor je ongemakkelijke gang.
Sla me maar. Ik voel je toch. Maak beide vuisten
vrij en ga tekeer tot je geen lucht meer hebt.
Ik krijg weinig blauwe plekken van een schim.
Er is geen schim en niemand heeft je ooit gezien.
Je ligt te knorren in ons bed. Je ademt opgelucht.
Er is nog zo veel over. Er is nog zo veel niet.
© Chrétien Breukers