Lezen (77)

Ik herlees De Autonauten van de Kosmosnelweg. Tenminste, ik weet dat ik het boek herlees, maar ik kan me niet meer herinneren wat er gebeurde toen ik het voor de eerste keer las. (Een heldere beginzin, dat is het halve werk.) Wat ik nu wel, en toen niet, helemaal vanaf het begin besef: dat een van de twee schrijvers bijna zal sterven. Bij mijn eerste lezing ‘wist’ ik dat ook, maar het drong minder goed tot me door. Ik was toen nog niet gevoelig voor dat soort tragiek. Nu zie ik dat juist die aanstaande dood het fundament is van het hele boek, dat het naderende einde moet bezweren (door de tijd, tijdelijk, stil te zetten).

Het boek legt de reis vast die Cortázar en Dunlop maken langs de vijfenzestig parkeerplaatsen tussen Parijs en Marseille. Ze zien dingen, kopen nu en dan wat, logeren in motels en ontvangen bezoek. In tijd (iets langer dan een maand) en ruimte (de overzichtelijke afstand tussen de hoofdstad en het roversnest in het zuiden) gebeurt er niet zo veel, maar omdat de schrijvers het verhaal binnen dit stramien alle kanten op laten schieten, krijg je het gevoel dat je ALLES meemaakt, tijdens het lezen, – dat je via de verbeelding de ruimte van het boek in wordt gekatapulteerd. Doorgaan met het lezen van “Lezen (77)”

Een zoon van Limburg op TV

‘Maar wat is een Limburger? Ik denk dat Chrétien Breukers daar pas is achtergekomen toen hij Een zoon van Limburg aan het schrijven was. Toen hij zich bij voorbeeld herinnerde dat je in je nekvel werd gegrepen als je het Limburgse volkslied niet meezong. Maar ook toen hij zich realiseerde dat hij, die de provinciegrens lang geleden overstak, nog steeds een Limburger is.’ Dat schrijft Wim Brands op de nieuwspagina van VPRO BOEKEN. Op diezelfde pagina is het tv-interview dat Brands met Boudewijn van Houten en mij maakte en dat op 20 april is uitgezonden, te zien. Kijken kan ook via Uitzending Gemist.

Een zoon van Limburg – Prozadebuut Chrétien Breukers

Chrétien Breukers is geboren in Leveroy, als oudste zoon van Christ Breukers en Gré Breukers-Peeters. Zijn ouders dreven een kruidenierswinkel aan de Deckersstraat nummer 4, schuin tegenover de Mariakapel, die sinds 2011 weer in de oude luister is hersteld. De oudoom van Breukers, die onderwijzer was, bedacht voor deze kapel een spreuk: ‘Als gij dezen weg passeert / Toon dat gij Maria eert’.

Leveroy was (en is) een dorp waar ongeveer duizend mensen wonen. Behalve twee andere kruideniers woonden er voornamelijk boeren en kleine ambachtslieden, naast de onvermijdelijke hoofdonderwijzer, kapelaan en pastoor. Leveroy was te klein voor een eigen notaris en dokter. De voetbalclub, de fanfare en de schutterij waren belangrijke pijlers onder het sociale leven.

In Een zoon van Limburg, vertelt Chrétien Breukers over de impact van zijn geboorteplaats Leveroy op zijn leven buiten Limburg, dat nu al langer duurt dan dat binnen de provinciegrenzen. Pas nadat Breukers zijn geboorteplaats Leveroy verliet, werd hij zich bewust van zijn condition limburgeois, en net als Nederlanders die naar een ver land emigreerden voelt hij zich nu soms Limburgser dan in zijn jeugd.

Zijn geboorteplaats Leveroy en Limburg zijn de bron waar hij altijd uit is blijven putten, een bron die zijn eigen writer’s goldmine is. Of, in de woorden van Breukers zelf: ‘Tot mijn ontzetting schreef ik: Ja, ik wil een Limburgse schrijver zijn.’

Een zoon van Limburg, Uitgeverij Marmer, 2014, 288 blz., € 19,95

Recensies

‘Een prachtig boek.’ Maarten Moll in Het Parool 

 ‘Vooral die laatste dilemma’s heeft Breukers, zijn pen is als een riek, prachtig op papier gekregen. (…) Daarna wordt het nog mooier. Schrijnender, aangrijpender, ontroerender. ****’ Joep van Ruiten Leeuwarder Courant/Dagblad van het Noorden

‘Gefascineerd gelezen (…) Aanstekelijk boek (…) Over zijn leesgeschiedenis, over zijn liefde voor en zijn kennis over poëzie, over schrijven, over lezen, dat maakt dit boek voor mij echt meer dan mooi.’ Arie Storm in De Tros Nieuwsshow

Een zoon van Limburg, scherp en sentimenteel tegelijkertijd, zoals de liefde voor Limburg voelt’ An Olaerts De Standaard

‘Ruim drie decennia duurde het voor hij de Limburger in zichzelf durfde vrij te laten. Het resultaat mag er wezen. Een zoon van Limburg is een verslag over zelfacceptatie, zuiver en grondig.’ Daniëlle Serdijn, de Volkskrant

‘Ik hoop ook dat Breukers doorgaat met dit soort boeken te schrijven, geen romans, maar verzamelingen lange blogs. (…) juist dat chaotische is de structuur, hijzelf is de rode draad. Ik hoop dat we elk jaar zo’n boek krijgen.’ Coen Peppelenbos, Tzum

Toespraak Ralf Mohren in Boekhandel Wim Krings, 27 maart 2014

Bij de boekpresentatie van Een zoon van Limburg 27 maart 2014 te Sittard

Chrétien Breukers zag ik voor het eerst in café Maria in Utrecht. In een opwelling had ik besloten om ’s ochtends van mijn woonplaats Eindhoven naar Utrecht te gaan om de Sittardse muzikant Skinnie te zien. Ik volgde hem en de rest van de Limburgse band Herberg de Troost voor wat eens een boek moest worden.

Er waren geen of nauwelijks betalende bezoekers. Toch zei Skinnie toen we buiten stonden te roken en naar de langslopende vrouwen keken:

‘Ik heb zin om te spelen.’

Na een paar nummers verdubbelde het publiek, want Chrétien kwam het café binnen. Hij ging zitten, bestelde een trappist en samen luisterden we naar Skinnie die ons, helemaal in Holland,  een privéconcert gaf.

Veel zeiden we niet en dat hoefde ook niet.

Een paar maanden later zag ik hem – weer in Utrecht – bij de oversteek naar de Damstraat. Hij met de fiets. Ik te voet. Ik herkende hem, maar wist niet wat te zeggen en zei dus niks.

Om een dag later veilig vanachter mijn computer een berichtje naar hem te sturen:

‘Hé, zag ik jou gisteren niet in Utrecht, bij de Damstraat?’

Limburgser dan dat krijg je het niet. Doorgaan met het lezen van “Toespraak Ralf Mohren in Boekhandel Wim Krings, 27 maart 2014”

Toespraak Peter Drehmanns in Boekhandel Wim Krings, 27 maart 2014

In een van de vele smakelijke anekdotes die het boek Een zoon van Limburg sieren, biecht de verteller op dat hij al vóór de eerste communie aan een hostie heeft geknabbeld omdat zijn vader ooit een stukje voor hem meenam. De kennismaking met dit heilige koekje beviel de jonge Chrétien maar matig, vooral toen hij te horen kreeg dat het baksel niet van deeg was bereid maar het Lichaam van Christus betrof. De scepticus is al vroeg ontkiemd in hem en zal uitgroeien tot de doorgewinterde ironicus die anno 2014 schrijft: ‘Iemand opeten die je eerst aan een stuk hout hebt laten spijkeren. Smakelijk eten.’

Deze even amusante als significante episode uit Een zoon van Limburg woelde in mij een herinnering los. Ook voor mij ging het eten van de hostie gepaard met nogal ambivalente gevoelens. Ik ontdekte dat het Lichaam van Christus niet overal even mals was en uiteenlopende smaaksensaties bewerkstelligde. De hosties die de Munsterkerk in Roermond fourneerde waren uitgesproken plakkerig, je kreeg ze bijna niet van je tong geschraapt en daarna bleven er witte flintertjes tussen je tanden kleven. De hosties daarentegen van de Sint-Franciscuskerk in het tien kilometer verderop gelegen dorp Haelen waren knapperig, krokant en geelbruin – tamelijk smakelijke koekjes kortom. Dat vond ook mijn buurjongen, die elke zondag twee keer in de rij ging staan om extra van het Lichaam van de Messias te kunnen snoepen. Doorgaan met het lezen van “Toespraak Peter Drehmanns in Boekhandel Wim Krings, 27 maart 2014”