Relevantie (en de Rolling Stones)

Dit jaar ben ik naar de Rolling Stones geweest. Een paar dagen later vroeg Laura of die band nog wel relevant is. Sommige vragen blijven altijd hetzelfde. Die over de relevantie van het een, of het ander, achtervolgt me nu al decennia. Ergens is het begonnen. Op een bepaald moment was mijn smaak onderdeel van discussie; een discussie die zich overigens altijd buiten me afspeelde, en zonder mijn inbreng werd beslecht. Doorgaan met het lezen van “Relevantie (en de Rolling Stones)”

Advertentie

Laat ons de stilte meevoeren – over Rui Cóias

Poëzie die over de stilte gaat, is een paradox. Iets wat wordt gezegd, doorbreekt de stilte. Die paradox is waar veel dichters, van Hadewijch tot Gerrit Kouwenaar, mee spelen. Of misschien is spelen een te licht woord voor wat ze doen. Die stilte is het slagveld waarop ze geluid maken. De dichter Rui Cóias schrijft zijn gedichten op dat slagveld: ‘Laat de stilte ons meevoeren in haar kleur van niets’.

Vertaler Harrie Lemmens citeert Rui Cóias in zijn voorwoord bij de tweetalige bundel Laat de stilte: ‘Om te schrijven heb ik afstand nodig (…). Afstand van mensen en plaatsen, van vaste patronen.’ Deze bedachtzaamheid doortrekt de gedichten. Bij veel dichters krijgt dat iets vervelends, iets opgelegds. Cóias weet zich daaraan te onttrekken. Het heeft te maken met een bijna tot in het oneindige opgerekte concentratie, die hij zichzelf oplegt, alsof hij keer op keer kijkt naar welke woorden hij op welke manier ordent. Doorgaan met het lezen van “Laat ons de stilte meevoeren – over Rui Cóias”

In de metro (19)

In de metro zwaait iemand met een Tsjechische vlaggetje van papier. Niemand kijkt ernaar. Onderweg zag ik het slagveld. De Albert was dicht, de Billa was dicht, alleen de Vietnamese potraviny bij het station was open. Daar was geen brood te krijgen. De eigenaar stond voor de deur en keek naar de paar mensen die voorbij kwamen. Het waaide hard en het regende. Straks begint de militaire parade. Daar ga ik niet heen. Ik herinner me die alleen van televisie, vroeger. Brezjnev, nog net wel of net niet meer levend, ingeklemd tussen twee generaals.  Doorgaan met het lezen van “In de metro (19)”

In de metro (18)

In de metro zit een jongen met oordopjes in. Hij kijkt op zijn telefoon. Soms lacht hij. Als hij gaat verzitten, raakt hij met zijn voet de voet van de buurman. Die reageert fel. Hij begint te schelden en geeft de jongen een halve klap op zijn arm. De jongen kijkt heel even opzij, maar is niet onder de indruk. Hij doet zijn oordopjes niet eens uit. Even later begint de jongen te neuriën. Zijn buurman is nog niet helemaal van zijn woede bekomen en ergert zich daaraan, hij houdt zich verlekkerd vast aan de strohalm die de jongen hem voorhoudt. Doorgaan met het lezen van “In de metro (18)”

Fragment uit Generation X, tales for an accelerated culture

Douglas Coupland vertelt in Generation X, tales for an accelerated culture, verhalen. In de meeste literatuur gebeurt weinig anders, dus heel uitzonderlijk is het boek daarin niet. Het uitzonderlijke zit in iets anders, volgens mij. Coupland legt, ook al zal hij zich daar in interviews tegen verzetten (wat misschien ook een beetje koket is) de vinger op de stemming die in de jaren negentig heerste, een stemming die zwenkte van doem (de bom!) tot hysterische vrolijkheid. Generation X was verloren, maar had wel een stem (die niet de enige was, maar dat is een ander verhaal). Bij herlezing is de roman nog steeds sterk. Misschien wel sterker, nu een zekere vorm van verwerpelijke melancholie mij soms begint te plagen. Een fragment: Doorgaan met het lezen van “Fragment uit Generation X, tales for an accelerated culture

Fragment uit The locked room

Stephen Schiff in The New York Times van 4 januari 1987: ‘The quirky richness of Paul Auster’s Locked Room took me by surprise. This is the final volume in his New York Trilogy, and the first two, City of Glass and Ghosts, left a sour, medicinal taste, as if I had swallowed something terribly good for me but not very toothsome. Widely lauded as postmodern and postexistentialist and post a few other things, these two slender novels turn the detective genre into something tonier: the gumshoes in their chilly pages keep meeting doppelgangers and spitting out references to Don Quixote and Hawthorne and Thoreau. And the more they stalk their eccentric quarry, the more they seem actually to be stalking the Big Questions – the implications of authorship, the enigmas of epistemology, the veils and masks of language.’ Ik ben het niet helemaal met Schiff eens, maar in zijn recensie (hier terug te lezen) beschrijft hij wel mooi hoe Auster een sprong maakt richting de ‘echte’ literatuur. Of die sprong altijd even succesvol is geweest (in literaire zin) valt, helaas, te bezien. Een fragment uit deel 1 (City of glass) staat hier. Een fragment uit Ghosts daar. Hieronder een fragment uit The locked roomDoorgaan met het lezen van “Fragment uit The locked room

Fragment uit Ghosts

In 1986 verscheen Ghosts, het vervolg op City of Glass (1985; zie hier voor een fragment), het tweede deel van wat later The New York Trilogy zou gaan heten. The locked room, het slotstuk, volgde ook in 1986. Ghosts is een verhaal waarin de essayist Auster zich los probeert te schrijven en een beweging naar de ‘pure fictie’ maakt. Jammer, eigenlijk, want net die mengvorm ging hem goed af. Net als in City of Glass gaat het hier weer over kijken en bekeken worden, over vastleggen, over schijn en over wezen; over de vraag waarom je moet schrijven, want zo leuk is dat niet. Je offert er een leven voor op en krijgt er, net als de hoofdpersoon Black uit dit boek, niet meteen alles voor terug. Een fragment, of eigenlijk: de slotalinea’s: Doorgaan met het lezen van “Fragment uit Ghosts

In de metro (17)

In de metro staat een vrouw die een gewatteerd winterjack draagt. Buiten is het vijfentwintig graden. Als ze haar armen omhoog doet om de stang boven zich vast te pakken, zie ik de zweetvlek in haar oksels. Dat zweet is door dat jack heen gedrongen. Aan de randen is de vlek al wit. De vrouw ziet er niet uit alsof ze het erg warm heeft. Wel heeft ze haar haren geverfd. Niet lang geleden. Bruin. De kleur past net niet bij die van het jack. Doorgaan met het lezen van “In de metro (17)”

Fragment uit City of Glass

Een wat vereenzaamde man, Daniel Quinn, midden-dertiger, schrijft onder het pseudoniem William Wilson detectiveromans. Niemand weet dat Quinn onder die schrijfnaam opereert. Ooit was hij dichter en essayist, maar na de dood van zijn vrouw en zijn zoon heeft hij die carrière stopgezet. Op een dag wordt hij gebeld door Peter Quinn, die op zoek is naar de privédetective Paul Auster. Quinn besluit nog een pseudoniem aan te nemen en beweert Auster te zijn. Uit dit gegeven groeit City of Glass (1985) – en eigenlijk ook het hele schrijverschap van Paul Auster, dat toen nog pril was.

Na City of Glass schreef Auster nog Ghosts en The locked room (allebei gepubliceerd in 1986). Deze drie boeken werden in één band samengebracht onder de titel The New York Trilogy. Daarna schreef hij nog veel meer, soms goede boeken, soms minder goede boeken, maar zo spot on als in deze drie boeken werd het niet meer (vind ik). Voordat hij City of Glass publiceerde, debuteerde Auster in 1982 met het autobiografische essayboek The invention of sollitude. Daarvoor had hij al wat dichtbundels geschreven. In 1984 debuteerde hij als schrijver van een detectiveroman, Squeeze Play. Die verscheen (uiteraard) onder een pseudoniem: Paul Benjamin. In 1985 debuteerde hij dus definitief; en die oerknal is nog niet uitgewerkt. Doorgaan met het lezen van “Fragment uit City of Glass

Fragment uit Written on the body

Weinig boeken gaan een leven lang mee. Written on the body van Jeanette Winterson lees ik nu al sinds 1992, eerst in de Nederlandse vertaling, toen in het Engels; elk jaar wel een keer, en elk jaar vind ik het nog steeds een mooi boek, iets wat weinig voorkomt. Niet veel boeken redden het zesentwintig jaar. De roman is als een heel lang gedicht waarin steeds meer ‘waarheid’ te vinden is.

Winterson houdt de toon die ze in het begin aanslaat vol, elke zin heeft een noodzakelijkheid alsof hij niet zozeer op de huid is geschreven maar erin is gekerfd. De citaten hieronder zijn de openingsalinea’s en het slot van de roman. Written on the body is een studie naar verlangen en naar de rol die het verhaal, of de taal, daarin speelt. Met die inzet zijn veel ongelukken gebeurd. Maar Winterson deed er iets magisch’ mee, alsof ze het programma van Roland Barthes, neergelegd in zijn liefdesboek, ten uitvoer bracht in fictie. Doorgaan met het lezen van “Fragment uit Written on the body