Teruggevonden dagboek uit 2016

Gisteren liep ik door wijnvelden in een dal in de Bourgogne. Ik had me in een afslag vergist en wist wel ongeveer waar ik heen moest, maar niet hoe ik daar moest komen. De rivier de Orbise, die ik een half uur geleden overstak, via wat boven het water uitstekende stenen, lag plotseling weer voor me. Het was dertig graden en ik had niks te drinken bij me, omdat ik bij mijn vertrek verwachtte na een uur weer terug te zijn. Ik was al drie uur onderweg. Af en toe plukte ik een trosje druiven, bedoeld voor de wijnoogst die over een week of twee begint. Kleine, zoete vruchten, nog zonder alcohol.

Gelukkig droeg ik mijn wandelschoenen. Ik moest over stenen lopen, over de rotsharde en kurkdroge bodem van de wijnvelden, over taai gras en nu dus opnieuw over de stenen in de Orbise. Ik stond stil en keek naar het lieflijk lispelende water. Plotseling dacht ik helemaal nergens aan. Mijn hoofd liep leeg en ik stond als een lege huls aan de boorden van een kleine rivier, eerder een beek met hoogmoedswaanzin dan een echte stroom. Mijn voeten waren vastgeplakt aan de aarde, mijn armen hingen naar beneden, mijn romp ontspande zich. Het was goed. Ik gooide mijn hoofd naar achteren en keek naar de hemel, alsof ik zelfs in deze non-toestand stiekem verwachtte dat God zou blijken te bestaan. Hij bestond niet.

Ik had nog uren zo willen staan, maar het lukte niet. Ik hield het maar vijf minuten vol. Toen haalde ik diep adem, stapte over de stenen (ik gleed niet een keer uit), oriënteerde me op het kerkje van het dorp waar ik tijdelijk woon en was binnen het halve uur weer thuis. Toen ik een glas water had ingeschonken, ging de telefoon. Het was mijn moeder. ‘Waar ben je?’ vroeg ze, als altijd bezorgd dat ik in heel veel sloten tegelijk ben gelopen. ‘Nergens,’ zei ik.

***

Mijn hoofd zit vol met Frans. Ik denk in het Frans, ik droom in het Frans en als iemand me opbelt, heb ik de neiging Frans te gaan spreken. Gek word ik ervan. Als ik de volgende week terugga, zal ik opnieuw Nederlands moeten leren. Maandag koop ik in de dichtstbijzijnde stad een alpinopet en laat ik me een Ilja Gort-baard aanmeten. (Als ik met een Fransman moet praten, is mijn vermogen om Frans te spreken plotseling weg.)

***

Vanmiddag liep ik door de wijnvelden (alsof je hier iets anders hebt) rond Mellecey; ik had het warm. De zon scheen op mijn hoofd en ik had zin om naar huis te gaan, maar dat huis stond nog op 8 kilometer. Ik moest door, er was niets aan te doen. Niemand was buiten. Tussen 12 en 2 wordt er in Frankrijk gegeten en is alles dicht; wie dan buiten loopt, is een buitenlander, zoals ik, en daarom een verwerpelijk sujet.

Ik had ineens het idee dat ik een paard hoorde. Het moment van de auditieve hallucinaties was daar. Briesende paarden, hoeven op de stenen des velds. Eindelijk was ik gek geworden. Drie minuten later werd ik gepasseerd door een paard, waarop een jonge vrouw zat. Ze droeg een roze t-shirt. Heel vriendelijk keek ze me aan. Ik had niets te duchten Ze gaf haar paard de sporen en weg was ze.

Toen ik ongeveer anderhalf uur later thuis was, stond ze bij de overburen in de tuin. Alweer werd ik met een vriendelijk bonjour begroet. Ik probeerde een gesprek in het Frans, maar dat valt toch niet – zie boven.

***

De tolwegen in Frankrijk worden soms bewaakt door mannen met automatische wapens. Dat verandert een ritje over de snelweg in een avontuur. Welke terrorist zou ook onderweg zijn naar Dijon of Parijs? Misschien komen we straks wel in een benzinestation dat wordt opgeblazen, net nadat we er zijn vertrokken. Jeroen Pauw zal ons interviewen. ‘Hoe is de situatie in Frankrijk, is er wel opvang voor jullie?’ Nou Jeroen, dat zal ik je eens haarfijn vertellen. De situatie is hier gru-we-lijk. Ik wil naar huis.

***

Vannacht schrok ik wakker omdat ik iets hoorde. Er liep iets, of nee, iemand over het dak van ons huisje. Ik ervoer wat dat is, verstijven van angst. Het duurde een minuut of drie voordat ik weer kon bewegen. In gedachten was ik al een keer of tien vastgebonden, gemarteld, beroofd en afgeslacht. Waarschijnlijk door moslimterroristen.

Toen ik eindelijk durfde op te staan om te gaan kijken, was ik net op tijd om een kat van het dak te zien springen. Onderweg naar mijn kamer schrok ik nog een keer, nu van de vriend met wie ik op vakantie ben. Hij was eens komen kijken wat ik toch allemaal deed, midden in de nacht.

Plaats een reactie