Lezen (85): Alfred Birney

573c2_9789044536447_cvr-184x299Voor het nieuwe nummer van Staalkaart schreef ik over De tolk van Java.

De Nederlandstalige literatuur heeft een zijtak die dreigt uit te sterven, die van de Indische literatuur. De ‘echte’ Indische Nederlanders sterven langzaam uit, alleen hun nazaten (grotendeels opgegroeid in Nederland) schrijven soms nog voort, en daarmee heeft Nederland zijn eigen postkoloniale literatuur. Een literatuur die klein is, maar een paar belangrijke namen opleverde. Alfred Birney is er daar een van.

De tolk van Java, de nieuwe roman van Birney, is in alle opzichten groot. Niet alleen neemt de schrijver meer dan vijfhonderd bladzijden de tijd om het verhaal van zijn leven en afkomst royaal uit te serveren, hij doet dat ook in een vorm en een stijl die niets hebben uit te staan met het soms voorzichtige geschuifel van de Nederlandstalige letteren of met de benepenheid van veel verhaaltjes en romanplotjes die de afgelopen jaren als natte washandjes in je gezicht worden gekledderd.

Birney hanteert meerdere stijlen en registers. Nu eens is hij lyrisch, dan weer trekt hij fel van leer tegen de misverstanden die bij de Nederlanders bestaan tegen de Indische letteren en tegen de plek van de Nederlanders die uit Indonesië werden verjaagd naar een vijandig en koud ‘thuisland’. In de lange stukken over zijn vader is hij ingehouden-fel, alsof hij het onderwerp alleen met de grootst mogelijke beheersing kan benaderen.

Zijn ‘Pak van Sjaalman’ bevat herinneringen, brieven, e-mails, gesprekken, beschouwingen en een zeer geslaagde poging om zich in te leven in zijn getraumatiseerde vader, die na de Tweede Wereldoorlog en voor de Politionele Acties van 1947 en 1949 wordt gemangeld door de geschiedenis en daar een grondig verknald leven aan overhoudt, een leven waarin hij zich zal wreken op zijn gezin.

Deze tolk van Java, de vader van Alfred Birney, is de personificatie van het einde van de Nederlandse koloniale geschiedenis in Indonesië, in ‘Ons Indië’, een geschiedenis waarin hij als ‘Indo’ de onmogelijke dubbelrol speelt van loyale Nederlander en bijna-Indonesiër. Omdat Birney hem zo goed weet neer te zetten, in soms heel korte, bijtende zinnen, is met de vader een klassieke figuur toegevoegd aan ‘onze’ postkoloniale literatuur. Birney schildert hem niet met sympathie, hij blijft het onbegrijpelijk vinden dat de vader zijn kinderen en zijn vrouw terroriseerde en mishandelde.

Aan het eind van het boek heeft hij hem enigszins begrepen, zonder hem te vergeven. Juist dat niet-vergeven, de onwrikbare houding van de auteur tegen zijn onderwerp, maakt de romanfiguur die de vader tijdens het schrijven van het boek wordt bijna meteen klassiek. En het was noodzakelijk om over hem te schrijven, want ‘de Arend’ zoals Birney hem in het boek noemt, spookte nog altijd door de nachtmerries van de auteur, vele jaren later nog. Tot de dood er een einde aan maakt:

Sinds de Arend dood is, valt er weinig meer voor mij te haten. Er zijn zelfs ogenblikken waarop ik met zoiets als liefde aan hem terugdenk. (…) Maar ik heb zijn begrafenis gemist, heb mijn warme hand niet op zijn koude voorhoofd kunnen leggen. Vreemd dat vanaf zijn dood mijn nachtmerries zijn verdwenen. En dat ik weer overdag leef, net als ieder ander mens.

Alle thema’s die Birney in zijn nu bijna dertigjarige schrijverschap heeft aangesneden, de labyrintische manier van schrijven, de constante terugkeer naar de afkomst die kritisch wordt bevraagd en zonder sentimentaliteit verteld, alles wat Birney tot een interessante schrijver maakt, gecombineerd met de columnist en essayist Alfred Birney, die soms wat bijtender en harder is dan de verteller Birney, is in De tolk van Java samengekomen en in de figuur van de vader samengebracht, alsof Birney alles wat hij heeft geschreven en meegemaakt nog één keer wilde samenvatten.

De tolk van Java is een loepzuiver voorbeeld van het samenkomen van vorm en vent: Birney weet zijn verhaal persoonlijk te maken én universeel. Wat Knielen op een bed violen was voor Jan Siebelink, is De tolk voor Alfred Birney: een definitieve samenvatting van alle obsessies, verhalen uit de jeugd en de eigen geschiedenis, in een verhaal dat de kern van een leven bevat. Maar Birney is een betere stilist dan Siebelink en zijn levensgeschiedenis is interessanter, dat wil zeggen, schuurt meer langs de geschiedenis, een geschiedenis die nog steeds niet is verwerkt en doorleefd, althans, niet ten volle.

Plaats een reactie