Godschaamte en bittere melancholie

Elke zondag dat ik in Nijmegen ben, fiets ik voor 9 uur of voor 10.30 naar de Mariageboortekerk. Daar woon ik de mis bij. Ik ben er nieuw, niemand kent me; het is een heerlijke tussenfase, tussen onbekend en min-of-meer-bekend. Ooit komt er een einde aan.

Na de mis fiets ik door mijn ‘oude buurt’, via de Dominicanenstraat, waar ik op nummer 64 woonde tussen 1986 en 1990, via de Daalseweg, waar ik naar ’t Haantje ging, via de Poeyenstraat, via de Bijleveldsingel, via de Wilhelminasingel, via het hele grid van mijn studententijd, naar huis, naar mijn nieuwe en hervonden huis.

Vorige week las ik Godschaamte van Stephan Sanders. Gisteren was ik met een vriendin in haar geboorteland, Twente. Toen ik vertelde dat ik naar de kerk ga, vond ze dat schokkend. Heel even, denk ik, want ze is een goede vriendin die ik al bijna veertig jaar ken. Maar ze schrok. Mensen schamen zich soms plaatsvervangend. Misschien overdrijf ik en schrok ze niet. Misschien ben ik wel iemand die reactie oproept en daar dan achteraf over miept en mauwt.

Misschien heeft mijn vriendin wel gelijk.

De Tweede Lezing vandaag was uit de brief van de aposter Jakobus: ‘Broeders en zusters, gij die rijk zijt: weent en jammert over de rampen die over u komen. Uw rijkdom is verrot, uw mooie kleren zijn door motten aangetast, uw goud en zilver is verroest.’

Ik zit daar, bijna een uur lang, en luister.

Plaats een reactie