Kamperen in Duitsland

{9771d3c7-0302-6ca2-8ef8-2f1b52322d5c}‘We gaan kamperen in Duitsland,’ zei de vrouw tegenover me in de trein tegen haar vriendin. ‘Een wandel- en kampeertocht van veertien dagen.’ De vriendin keek verrast op: ‘Jij houdt toch niet van kamperen?’ ‘Nee, maar Johan vindt het fijn. En daarom ga ik mee. Het is tenslotte zomervakantie.’ ‘Hoezo?’ ‘Nou ja, dan ga je met elkaar ergens heen. Het was allemaal al zwaar genoeg, voor hem, de laatste tijd.’ ‘Hoe is het daar eigenlijk mee, zie je die ander nog?’ ‘Niet meer. Hij wil niet meer afspreken omdat ik met Johan getrouwd blijf en daarom maar om de drie weken tijd voor hem heb.’ Ze keek erbij of ze ten onrechte door het noodlot werd tegengewerkt.

De vriendin schepte adem, maar zweeg. Ik keek naar de twee vrouwen en voelde hoe mijn haat handen en voeten kreeg, en hoe er hersens in groeiden. Nog even en je voelde hem bewegen. Het is natuurlijk mijn schuld, ik hoef nergens naar te luisteren als ik in de trein zit, maar ik zag het allemaal in een flits voor me: de op kamperen beluste Johan, de vreemdgaande en zich een beetje vervelende huisvrouw die te keurig is om echt vreemd te gaan, de eindeloze gesprekken waaruit als compromis tevoorschijn is gekomen dat ze dan, in hemelsnaam, getrouwd blijven en naar Duitsland gaan. Nieuwe energie opdoen voor een volgend werkjaar. Wat zou die Johan van beroep zijn?

In een flits zag ik een eigen ervaring in het buitenechtelijke voor me, ze was bezweet, ze kreunde, maar dat beeld liet ik niet toe. Die vrouw tegenover me was iemand anders, al deed ze ongeveer hetzelfde als L., zo op het eerste gehoor: zich schikken, ondanks het tijdelijke verzet. Een affaire aangaan als de eerste de beste burgertrut en dan, als de familie begint te morren, op je schreden terugkeren. Gelukkig had ik mijn wraak gehad. Die was niet zoet, maar wel lekker. Ik ging in elk geval nooit kamperen om mijn onderhorigheid aan iemand anders te bevestigen. Ik had de droefheid van echtelijke hobbelseks al achter me gelaten, wat niet wil zeggen dat ik geen cv vol gaten en oninteressante, slecht uitgevoerde baantjes heb, op relationeel gebied.

De vriendin vroeg: ‘Hebben jullie een goede tent?’ Ik kon er niks aan doen. Ik lachte. Ze keken allebei tegelijk op. Ik hernam me en pakte een boek uit mijn tas. De taal der liefde van Gerard Reve, voor een euro gekocht op de Boekenmarkt in Den Haag. Omslag iets geschaafd. Verder in goede staat. Het betreft hier de tweede druk, uit maart 1972, in een prachtige uitgave van Athenaeum-Polak& Van Gennep. Zo worden ze niet meer gemaakt, boeken, omdat alle mensen die zulke boeken konden maken zijn doodgepest of in krankzinnigengestichten opgenomen. Of eerst opgenomen en daarna doodgepest, maar hoe het ook zij: ze bestaan dus niet meer, die mensen.

Het was geen goede boekenkeuze, vrees ik. Op bladzijde 34 las ik hoe de ik-figuur, Gerard Reve, ‘het oude handwerk’ verricht in de open lucht en zijn liefdesvocht op de landelijke bodem plengt. Daar krioelt een mier en over dat beest schrijft Reve:

Nadat de voortplanting had plaatsgevonden zag ik, hoe op de zandige, met bijna mikroskopies kleine stukjes tak en blad bezaaide bodem een grote mier als een razende heen en weer liep voor wat ik geplengd had en nu als een bleek, zachtplestik kussentje op de aardkorst rustte: kennelijk boezemde de ongewone neerslag het dier verbazing en mogelijk zelfs vrees in, wat niet zo gek was, want hoeveel jaren zou het geleden zijn dat ooit eerder enig mensenkind op deze één of anderhalve vierkante centimeter zijn vloeibare plestik kussentje had neergevleid?

Ik lachte opnieuw. De vriendin keek me nu kwaad aan en zei: ‘Wat is er toch zo leuk?’ Ik zei: ‘Dit. Een boek van Reve. Het gaat, als je het goed bekijkt, ook over kamperen, maar niet in Duitsland. Hoewel er wel Duitsers in voorkomen. Weet je wat, ik geef het aan je vriendin. Dan heeft ze wat te lezen tijdens die heerlijke kampeertocht. Het is ook handig als instructieboek, om je liefdesleven een beetje op te vijzelen.’

De afbeelding vond ik op deze website.

Plaats een reactie